Het oudste evangelie, dat van Marcus, is betrouwbaar, maar geeft ons geen goede reden om in de opstanding te geloven
Welnu, in de bijbel vinden we vier evangelies, dat van Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Marcus heeft het oudste evangelie geschreven, maar komt in de bijbel na het jongere evangelie van Mattheüs. Kijken we nu naar het evangelie van Marcus, de oudste getuigenis van Jezus’ leven. Marcus beschrijft dat Jezus na de kruisiging in een rotsgraf wordt gelegd. Enkele dagen later komen Maria Magdalena en twee andere vrouwen naar het rotsgraf toe om het lijk van Jezus te balsemen (Marcus 16: 1-8). In het rotsgraf treffen ze echter niet het lijk van Jezus aan maar een jongeman in een wit gewaad. Deze man vertelt hun dat Jezus verrezen is en dat de vrouwen aan Jezus’ leerlingen moeten zeggen dat Jezus in Galilea aan zijn leerlingen zal verschijnen. Hierna volgen nog vers 9 tot en met 20, maar die laatste 12 verzen zijn, zo wordt algemeen aangenomen, ook door de rooms-katholieke kerk zelf,[1] niet van Marcus zelf. Nu zijn er twee mogelijkheden:
1
Marcus heeft zijn evangelie geëindigd met de gebeurtenissen in het rotsgraf. Dan is de scene in het rotsgraf het slot van het Marcus-evangelie.
2
Marcus heeft nog gebeurtenissen na de scene in het rotsgraf beschreven, maar dat slot van het Marcus-evangelie is later verwijderd en vervangen door een ander slot.
Mogelijkheid 2 is het meest aannemelijk. In vers 1-8 van zijn laatste hoofdstuk kondigt Marcus een verschijning van Jezus in Galilea aan. Die verschijning is de climax van zijn evangelie. Het zou wel heel vreemd zijn, als hij zijn verhaal zou eindigen voor de finale.
Hoe het ook zij, mogelijkheid 2 geeft ons verder geen aanknopingspunten. Laten we daarom mogelijkheid 1 bekijken. Stel dat we geloven dat Marcus’ getuigenis 100% waarheidsgetrouw is. In dat geval geeft het Marcus-evangelie ons geen goede reden om te geloven dat Jezus uit de dood is opgestaan. Een leeg graf en een man die beweert dat Jezus verrezen is, vormen geen bewijs voor een zo onaardse gebeurtenis als een verrijzenis uit de dood. Een leeg graf kan verklaard worden uit het feit dat mensen het lijk van Jezus uit het graf hebben verwijderd, en een simpele bewering dat Jezus verrezen is, kan iedereen doen.
Het evangelie dat door Marcus is geschreven, zoals het nu aan ons voorligt (dus zonder de laatste 12 verzen die in alle moderne bijbels staan) geeft ons dus helemaal geen reden om een verrijzenis uit de dood aan te nemen, ook niet als we ervanuit gaan dat Marcus getuigenissen 100% betrouwbaar zijn, kortom dat het graf leeg was, en dat er iemand in dat graf zat die beweerde dat Jezus verrezen was.
Het evangelie van Mattheüs geeft ons wel goede redenen om in de opstanding te geloven, maar …
Laten we dezelfde exercitie eens uitvoeren bij het evangelie van Mattheüs. Stel dat we ervan uitgaan dat Mattheüs 100% betrouwbaar is in zijn getuigenissen. Hebben we dan een goede reden om in Jezus’ opstanding uit de dood te geloven? Jazeker. Drie gebeurtenissen zouden ons over de streep trekken:
1
Bij Mattheüs is het graf verzegeld en soldaten bewaken het graf.
2
Als de vrouwen bij het graf komen, ontstaat er een hevige aardbeving, en een engel, die straalt als een bliksemschicht, daalt uit de hemel neer, rolt de grafsteen opzij, en gaat daarop zitten, waarna deze engel aan de vrouwen zegt dat Jezus uit de dood is opgestaan.
3
Jezus verschijnt op een berg in Galilea aan zijn leerlingen. Als sommige leerlingen twijfelen, komt Jezus dichterbij en spreekt hen toe.
De bewakers bij het graf sluiten een scenario uit dat mensen het lijk van Jezus uit het graf hebben verwijderd, en dat het daarom leeg is. Een aardbeving en een engel die uit de hemel neerdaalt, is een bewijs van goddelijk ingrijpen. Wat de engel zegt, kan daardoor als geloofwaardig worden opgevat, hetgeen nog een keer bevestigd wordt in het daadwerkelijk verschijnen van Jezus in Galilea op een berg. Nog steeds zijn er dan, zo schrijft Mattheüs, mensen die kennelijk twijfelen of de waargenomen man wel Jezus is, maar dan komt de man dichterbij en spreekt hij hen aan. Op die manier wordt kennelijk de laatste twijfel weggenomen.
Als we er dus vanuit mogen gaan dat Mattheüs 100% betrouwbaar is in zijn getuigenissen, dan hebben we een goede reden om in Jezus’ opstanding uit de dood te geloven. Er is echter een groot probleem met de opgezette redenering. Als we het oudere evangelie van Marcus in de beschouwing betrekken, vallen ons elke keer twee dingen op bij de drie genoemde door Mattheüs beschreven gebeurtenissen. Ik noem ze gemakshalve A en B.
A
Elk van de drie gebeurtenissen bij Mattheüs is buitengewoon opmerkelijk. Als je er getuige van was geweest, zou je het niet hebben vergeten. Sterker nog, je zou het waarschijnlijk als eerste hebben genoemd. Stel dat je naar het graf van een dierbare gaat, en dat wordt bewaakt door soldaten. Dat is op zijn zachtst gezegd niet iets wat je snel vergeet. Of stel dat er ineens een engel stralend als een bliksemschicht uit de hemel neerdaalt, en dat de aarde gaat beven. Ook heel opmerkelijk. En stel dat je iemand op een berg ziet die op Jezus lijkt, en je twijfelt of het Jezus is. Je zou het ook niet snel vergeten als hij dan vervolgens dichterbij komt, en je aanspreekt.
B
Elk van de drie gebeurtenissen geeft in tegenstelling tot wat Marcus heeft verteld, wel een heel goede reden om in Jezus’ opstanding uit de dood te geloven.
Bij A moeten we deze vraag stellen: is het aannemelijk dat Marcus die de oudste getuigenissen geeft, dergelijke opmerkelijke gebeurtenissen niet zou vermelden? Bij Marcus lopen de vrouwen na Sabbat naar het graf en lopen daar naar binnen zonder een soldaat tegen te komen. Kan het zijn dat ze zomaar vergeten zouden zijn dat het graf werd bewaakt door soldaten en dat ze daardoor helemaal niet naar binnen konden? En zouden die vrouwen bij het Marcus-verhaal het niet opgevallen zijn dat de aarde hevig begon te beven en dat er een engel stralend als een bliksemschicht uit de hemel neerdaalde en de steen van het graf wegrolde? Dat is wel buitengewoon onwaarschijnlijk. Ieder normaal denkend mens zal hier concluderen dat Mattheüs spectaculaire verzinsels aan het feitenrelaas heeft toegevoegd, en de reden daarvan laat zich simpelweg uit B verklaren. Mattheüs wil graag doen wat Marcus heeft nagelaten, namelijk ons overtuigen dat Jezus uit de dood is opgestaan.
Het latere evangelie van Mattheüs gaat in de bijbel vooraf aan het eerdere evangelie van Marcus en dat heeft een reden
Er is dus een opmerkelijke tegenstelling tussen Marcus en Mattheüs. Ook als we Marcus 100% geloven, geeft hij ons, zoals eerder opgemerkt, geen goede reden om in Jezus’ opstanding uit de dood te geloven. Aan de andere kant geeft Mattheüs ons wel goede redenen om daarin te geloven, maar Mattheüs is zelf ongeloofwaardig omdat alle spectaculaire gebeurtenissen die hij aanvoert, om ons van Jezus’ opstanding uit de dood overtuigen, in het oudere verhaal van Marcus ten enenmale ontbreken, en het nagenoeg onmogelijk is dat Marcus ze niet vermeld zou hebben als ze echt gebeurd waren.
Waarom valt deze vreemde tegenstelling niet op als we de evangelies lezen? Het antwoord daarop is simpel. Het jongere evangelie van Mattheüs is door de kerk voor het oudere evangelie van Marcus in de bijbel geplaatst. Mensen lezen dus eerst Mattheüs, en het geloof in Jezus’ opstanding wordt dan als het ware in hen verankerd. Vervolgens komt dan het evangelie van Marcus. Dat levert weliswaar geen enkele goede reden aan om in Jezus’ opstanding te geloven, maar als je door het lezen van Mattheüs al in die opstanding gelooft, zal Marcus je er ook niet toebrengen om dit geloof in de opstanding weer te laten varen. Het Marcus-evangelie is, zo zou je kunnen zeggen, in dit opzicht overbodig, een afgezwakte variant van het Mattheüs-evangelie, maar niet schadelijk. Een simpele verandering in volgorde van de evangelies maakt dus een wereld van verschil.
Zie je de evangelies echter in de juiste volgorde, dan zie je dat Marcus ons geen goede reden geeft om in de opstanding uit de dood te geloven, en valt het op dat Mattheüs allerlei spectaculaire gebeurtenissen aan het verhaal van Marcus heeft toegevoegd die ons er wel toe brengen om in de opstanding te geloven, maar tegelijker tijd de verdenking opwerpen dat ze niet waar zijn, omdat ze zo goed, te goed passen in de geloofsboodschap (Jezus is uit de dood opgestaan). Bekijk je de evangelies in de juiste volgorde dan zie je dus dat Mattheüs-evangelie een aangedikte versie van het Marcus-evangelie is.
Maar Mattheüs komt in de bijbel voor Marcus, en dan volgen Lucas en Johannes. Lees je in die volgorde, dan krijg je als gelovige het idee dat er vier parallelle getuigen waren die allemaal zo hun eigen versie van het verhaal hebben gegeven, alle vier met hun eigen persoonlijkheid en manier van kijken, wat alle verschillen tussen de versies zou verklaren. Je ziet pas dat er sprake is van aandikking, als je van Marcus, naar Mattheüs, over Lucas naar Johannes gaat. Dan zie je pas dat de bewijzen steeds ‘overtuigender’ worden, waardoor je argwanend wordt en misschien het idee krijgt dat je bij de neus genomen wordt.
Het evangelie van Lucas ‘bewijst’ dat Jezus’ verschijning na de kruisiging geen geestverschijning was
Dit patroon bij Mattheüs van toegevoegde spectaculaire verzinsels dat ons in het opstandingsverhaal moet doen geloven, zet zich voort bij de andere twee evangelisten, Lucas en Johannes. Bij Mattheüs verschijnt Jezus voor het eerst aan zijn leerlingen in Galilea. Een gelovige zou zich hier kunnen afvragen waarom Jezus voor het eerst aan zijn leerlingen in het verre Galilea verschijnt en niet in de buurt van Jeruzalem waar hij tenslotte in zijn graf is gelegd. Lucas laat Jezus na zijn dood wel voor het eerst aan zijn leerlingen in de buurt van Jeruzalem verschijnen (Lucas 24: 13-35). Bovendien lost Lucas nog een ander probleem op. Gelovigen zouden kunnen denken dat de verschijningen van Jezus geestverschijningen zijn. Bij Lucas zegt Jezus: “Betast mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals ge ziet dat ik heb.” (Lucas 24: 37). Vervolgens eet Jezus een geroosterde vis (Lucas 24: 42-43) om daarmee nog eens het punt te onderstrepen dat hij geen geestverschijning is.
Het evangelie van Johannes geeft het volledige ‘bewijs’ dat Jezus uit de dood is opgestaan
Je zou denken dat hiermee de zaak wel afgerond is. Toch ontbreekt nog één ding in de bewijsvoering. Bij Lucas wordt Jezus betast en hij eet een geroosterde vis. Kortom, Jezus leeft en is geen geestverschijning. Toch zou nog iemand kunnen twijfelen of hij wel uit de dood is opgestaan. Wat stel dat hij nu niet is doodgegaan aan het kruis? Stel dat hij in een coma is geraakt, van het kruis is afgenomen en later weer bij bewustzijn is gekomen? Als dat zou zijn gebeurd, is er geen sprake van een opstanding uit de dood. Welnu, het ontbrekende puzzelstukje in de bewijsvoering wordt aangeleverd door Johannes, en dit doet hij met een spectaculaire toevoeging aan het relaas. De eerdere drie evangelisten, Marcus, Mattheüs en Lucas vermelden dat Jezus aan het kruis de geest gaf. Bij hen kan je twijfelen of Jezus wel echt aan het kruis gestorven was, want ze vermelden geen enkel feit dat het vermeende sterven van Jezus aan het kruis hard maakt: er is geen Romeinse soldaat die Jezus’ pols voelt, of een hand in zijn hals legt om vast te stellen dat zijn hart niet meer klopt, of het zekere voor het onzekere neemt en Jezus zijn keel doorsnijdt. Bij Johannes komt er een soldaat bij Jezus en deze soldaat doorboort Jezus’ zijde met een lans zodat er bloed en water uitkomt (Johannes, 19: 34). Dit is een dermate dramatische scene, stel je die eens voor, dat het totaal onwaarschijnlijk is dat de eerdere drie evangelisten die niet vermeld zouden hebben als die werkelijk was gebeurd. Net als de soldaten bij het graf, de engel uit de hemel, de aardbeving, het betasten van Jezus na zijn kruisiging is het een spectaculair verzinsel om gelovigen te overtuigen dat Jezus werkelijk aan het kruis is gestorven en daarna werkelijk uit de dood is opgestaan.
Conclusie: De bijbel geeft ons goede redenen om aan te nemen dat het opstandingsverhaal onwaar is
Zou je de evangelies in volgorde plaatsen, dus Marcus, Mattheüs, Lucas en Johannes, dan zou het opvallen dat het oudste evangelie, ook al geloof je 100% in de betrouwbaarheid ervan, geen goede reden geeft om te geloven of aan te nemen dat Jezus uit de dood is opgestaan. Let wel, de normale gang van zaken is dat je in zoiets wonderlijks als een opstanding uit de dood gelooft, omdat er goede redenen voor zijn. Ontbreken die echter, dan val je terug op je normale boerenverstand dat dergelijke wonderlijke gebeurtenissen uitsluit, kortom dat het opstandingsverhaal onwaar is. Vervolgens constateer je bij het verder lezen in de bijbel dat Mattheüs, Lucas en Johannes een aantal spectaculaire zaken aan het relaas toevoegen die, als je de waarheid daarvan aanneemt, tot geen andere conclusie kunnen leiden dan dat Jezus uit de dood is opgestaan. Maar je komt tevens tot de conclusie dat de verhalen van Mattheüs, Lucas en Johannes niet te vertrouwen zijn, omdat het totaal onaannemelijk is dat Marcus als oudste evangelist al die spectaculaire gebeurtenissen niet vermeld zou hebben als ze echt gebeurd waren. Deze toevoegingen versterken dus de al eerder getrokken conclusie dat het opstandingsverhaal onwaar is, want als het wel waar was geweest, dan was het niet nodig geweest om allerlei verzinsels aan het relaas toe te voegen.
We kunnen daar nog een zwaarwegend argument aan toevoegen. Zoals al eerder opgemerkt is het aannemelijk dat het originele slot van het Marcus-evangelie verwijderd is en vervangen door een ander slot, een slot dat je nu in alle hedendaagse bijbels kunt vinden. Wat er in dat originele slot stond, weten we niet, maar we kunnen wel de volgende drie mogelijkheden bekijken:
1
Het originele slot gaf ons goede reden om aan te nemen dat Jezus uit de dood was opgestaan.
2
Het originele slot was neutraal over de kwestie.
3
Het originele slot gaf ons goede reden om juist te twijfelen aan het verhaal dat Jezus uit de dood was opgestaan.
Mogelijkheid 1 is niet aannemelijk, want had het originele slot ons goede reden gegeven om aan te nemen dat Jezus uit de dood was opgestaan, dan was het wel in de bijbel blijven staan. Denk aan al die andere toevoegingen bij Mattheüs, Lucas en Johannes die het opstandingsverhaal moeten ondersteunen.
Mogelijkheid 2 is ook niet aannemelijk, want als het neutraal was geweest, was er geen reden om het te verwijderen.
Mogelijkheid 3 blijft daarmee als enige over, en dat verklaart ook goed waarom het verwijderd is.
Als we dus alles overzien, geeft de bijbel ons goede redenen om aan te nemen dat het opstandingsverhaal onwaar is. Dit is ook geheel in lijn met de wetenschap.
De Laatste Christen
Mijn roman De Laatste Christen is geen religieuze op fantasie gebaseerde thriller, maar een spannende roman waarin verhalenderwijze wordt verteld en aangetoond wat hierboven is bewezen, namelijk dat het opstandingsverhaal onwaar is, ook vanuit bijbels perspectief bekeken. Mijn roman levert dus op zijn eigen manier een bijdrage aan mijn missie om de mensheid te bevrijden uit de knellende wurggreep van christelijke machthebbers, lobbyisten, influencers en politici, en brengt de mensheid zo dichterbij een universeel humanisme, waardoor ook het bestrijden van de klimaatcrisis een stuk kansrijker wordt.[2]
[1] Zie bijvoorbeeld de Willebrordvertaling uit 1981.
[2] Los van de genoemde fraude en manipulaties, kan je nog de retorische vraag stellen wie er meer gemotiveerd is om alles wat hij in zich heeft te geven voor het behoud van deze aarde? Degene die gelooft in een prachtig leven na de dood of degene die denkt dat er buiten dit aardse leven niets is?