Wetenschappelijke reconstructie van een verborgen historische waarheid

Het relaas van Jozef van Arimathea in De Laatste Christen over wat er echt gebeurd is rond Jezus’ kruisiging, begrafenis en opstanding berust op een wetenschappelijke (ofwel niet-fictionele) reconstructie van de verborgen historische waarheid achter de opstandingsverhalen van Jezus die we in de vier evangelies aantreffen.

Waarom denk ik dat er een waarheid achter de opstandingsverhalen in de vier evangelies ligt? Hoewel u misschien de mening bent toegedaan dat de vier evangelies van a tot z zijn verzonnen, is het wetenschappelijk gezien aannemelijk dat de evangelies voor een deel een historische waarheid beschrijven, kortom dat Jezus van Nazareth een historische persoon is. We kunnen hier niet uitgebreid ingaan op alle historische bronnen die deze hypothese onderbouwen. Ik volsta hier met te verwijzen naar het boek De werkelijkheid achter het Nieuwe Testament (2019, pag. 65) van professor Willie van Peer waaruit naar voren komt dat het buitengewoon aannemelijk is dat Jezus een historische persoon is.

Wellicht vraagt u zich nu af waarom de opstandingsverhalen in de vier evangelies niet zelf de waarheid kunnen zijn. Als u werkelijk gelooft dat Jezus uit de dood is opgestaan dan beschouwt u de vier opstandingsverhalen vermoedelijk als waarheidsgetrouw. Maar als u een opstanding uit de dood voor onmogelijk houdt, dan vraagt u zich ongetwijfeld af hoe het verklaard kan worden dat mensen toentertijd hebben gemeend dat Jezus uit de dood was opgestaan. En als hij niet uit de dood was opgestaan, wat is er dan wel gebeurd? Die vraag duwt ons vanzelf in de richting van een verborgen waarheid achter de vier opstandingsverhalen.

Hoe kunnen we echter die verborgen waarheid reconstrueren? 

Historische, fictieve en verborgen verhaalelementen

Het moge duidelijk zijn dat de vier evangelies hier worden beschouwd als een mengeling van historie en fictie. Goed beschouwd zijn daarin drie categorieën van verhaalelementen te onderscheiden. De eerste categorie bestaat uit elementen die historisch aannemelijk zijn, zoals ‘Jezus was tussen 20 en 40 jaar oud toen hij gekruisigd werd’ of ‘De kruisiging vond plaats in Jeruzalem’. We noemen dit de historische elementen.

De tweede categorie bestaat uit fictieve elementen (verzinsels, verdraaiingen) en de derde categorie uit verborgen elementen. Immers, als er sprake is van een verborgen waarheid achter de opstandingsverhalen dan moeten er verborgen verhaalelementen zijn. Verborgen elementen zijn per definitie niet historisch aannemelijk, want zouden ze dat wel zijn, dan hadden ze tot de categorie historische elementen behoord. Iemand die bij een constructie omhoog gekomen verborgen elementen afwijst omdat ze niet historisch aannemelijk zijn, begrijpt niet wat de reconstructie van een verborgen historische waarheid inhoudt.  

Hoe komen we nu verborgen elementen op het spoor? Feitelijke gebeurtenissen hebben een logische volgorde, het zijn als het ware schakels in een ketting. Soms ontbreekt er een schakel. De reden daarvan kan zijn dat de auteur die schakel niet belangrijk vond, het kan ook zijn dat de auteur niet op de hoogte was van die schakel, maar het kan ook zijn dat die schakel niet past in de geloofsboodschap en dat de auteur die schakel daarom opzettelijk weglaat, een doelbewuste omissie dus. We zullen verderop zien hoe we die verborgen elementen kunnen reconstrueren.

Fictionele sprongen

Er is dus een constellatie aan historische feiten rond de persoon van Jezus, en een deel van die feiten – Jezus’ graf was leeg na de Sabbat, Jezus, of iemand die op hem leek, is na de kruisiging op een berg in Galilea aan de leerlingen verschenen – heeft geleid tot de interpretatie dat Jezus uit de dood was opgestaan. Omdat een opstanding uit de dood wetenschappelijk gezien onmogelijk is, noem ik de bewering in de vier evangelies dat Jezus uit de dood is opgestaan een fictionele sprong.

Een dergelijke grote fictionele sprong (iemand is opgestaan uit de dood!) leidt in de regel weer tot nieuwe fictionele sprongen. Immers, normale mensen staan niet op uit de dood. Zoiets is alleen voorbehouden aan bovennormale mensen of goden. In de toenmalige wereld circuleerden vele verhalen over goddelijke wezens die opstonden uit de dood – denk aan Attis, Dionysos, Persephone en Osiris. Dus op het moment dat de fictionele sprong – Jezus is opgestaan uit de dood – wordt gemaakt, is het buitengewoon waarschijnlijk dat deze fictionele sprong leidt tot andere, nieuwe fictionele sprongen, zoals ‘Jezus is een goddelijk wezen’ of ‘Jezus is inderdaad, wat hij zelf altijd zei, Gods zoon’ of ‘Jezus is God.’

Frictie

Fictionele sprongen veroorzaken vaak frictie met het voorliggende feitenrelaas. Stel dat het feitelijk zo was dat Jezus tot zijn eigen verrassing werd gearresteerd en tot kruisiging werd veroordeeld. Die feiten passen niet bij de interpretatie van Jezus als goddelijk wezen. God is immers almachtig en vooruitziend. Het kan niet zo zijn dat God tot zijn eigen verrassing wordt gearresteerd en gekruisigd. Als dat toch gebeurt, moet het God het voorzien en gewild hebben. Op zo’n moment ontstaat dus frictie tussen de fictionele interpretatie van Jezus (hij is goddelijk en vooruitziend) en de feiten (Jezus werd verrast door de arrestatie). Grofweg zijn er dan twee mogelijkheden om deze frictie op te heffen, namelijk de interpretatie aanpassen – Jezus was niet goddelijk –, of de feiten – Jezus zag zijn arrestatie wel degelijk aankomen. In veel gevallen zien we het feitenrelaas wordt aangepast aan de fictionele interpretatie. In het evangelie van Marcus voorspelt Jezus zijn eigen arrestatie en kruisiging, en wel drie keer (drie is een heilig getal). We hebben nu goede reden om aan te nemen dat die drie lijdensvoorspellingen aan het feitenrelaas zijn toegevoegd om dit consistent te maken met de fictionele interpretatie dat Jezus goddelijk is, en uit was op zijn eigen kruisiging.[1]

De drie lijdensvoorspellingen van Jezus zijn aan het feitenrelaas toegevoegd en dus fictie, maar het betreft hier geen fictionele sprong zoals de opstanding uit de dood. Een opstanding uit de dood is wetenschappelijk gezien onmogelijk terwijl het voorspellen van je eigen arrestatie en kruisiging wetenschappelijk gezien onwaarschijnlijk maar wel degelijk mogelijk is. Ik spreek in zo’n geval niet over een fictionele sprong maar een fictionele toevoeging aan het feitenrelaas.

Het is onmogelijk om met 100% zekerheid vast te stellen dat een bepaald verhaalelement een fictionele toevoeging is. Het gaat in eerste instantie altijd om een verdenking.

Een voorbeeld van een historisch gezien onwaarschijnlijk verhaalelement is het nachtelijke proces van het Sanhedrin in het huis van de Hogepriester waarin Jezus ter dood wordt veroordeeld. In De werkelijkheid achter het Nieuwe Testament (2019, pag. 128) betoogt professor Willie van Peer dat de Joodse wet uitdrukkelijk verbiedt om een dergelijke proces in de nacht te voeren. Verder moest een dergelijk proces plaatsvinden in de gerechtszaal en niet thuis bij de opperpriester, aldus Van Peer. Van Peer voert nog een aantal argumenten aan waaruit volgens hem onomstotelijk blijkt dat dit nachtelijke proces historisch gezien niet kan hebben plaatsgevonden. Het gaat hier dus vermoedelijk om een fictionele toevoeging en onze verdenking wordt versterkt omdat deze toevoeging de geloofsboodschap (De Joden zijn schuldig aan de dood van Jezus) ondersteunt.

We zullen verderop zien dat alleen een groter samenhangend patroon van dergelijke verdenkingen ons in staat stelt tot een goed oordeel over feit of fictie te komen.

Raadsels

Een forse fictionele sprong in een feitenrelaas (Jezus is opgestaan uit de dood) kan dus tot een waterval aan fictionele sprongen leiden en tot fictionele toevoegingen aan het feitenrelaas, alsmede tot verwijdering van feiten die niet passen in de boodschap die de auteur wil vertellen. Het geheel aan feiten, fictionele toevoegingen, verdraaiingen, fictionele sprongen en verwijderingen dat zo is ontstaan, is dus allesbehalve een neutrale, objectieve weergave van gebeurtenissen; het is een geloofsboodschap geworden, door interpretaties sterk gekleurd en met een feitelijke kern.

Doordat er feiten zijn verdraaid of weggelaten en verzinsels zijn toegevoegd, heeft de tekst meestal niet de interne consistentie van een verhaal dat van a tot z verzonnen is. Immers, wie alles van a tot z verzint, heeft alles in eigen hand en kan dus een verhaal construeren zonder tegenspraken. Hetzelfde geldt voor een feitenrelaas dat zonder enige fictionele toevoeging is opgetekend. Geheel anders echter is het met een mengeling van feiten en fictie die een bepaalde geloofsboodschap moet ondersteunen. Het is dan waarschijnlijk dat sommige feiten in de richting van de geloofsboodschap worden vervormd, of dat er verzinsels tussen feiten worden geplaatst die de interne consistentie van de feiten verstoren. Op die manier kunnen er zich passages in de tekst vormen die voor ons raadselachtig of zelfs ronduit onbegrijpelijk zijn.  

De vier evangeliën zijn, zoals bekend, met veel raadsels omgeven. 

1

Het eerste en belangrijkste raadsel is uiteraard de vraag hoe het kan dat de auteurs dachten dat Jezus uit de dood was opgestaan. Daarnaast zijn er nog een aantal andere raadsels, waarvan ik er hier acht zal bespreken. Ik heb ze gemakshalve genummerd.

2

Een interessant raadsel betreft palmzondag: Jezus rijdt met veel bombarie op een ezelsveulen Jeruzalem binnen en wordt door een menigte toegejuicht (Marcus 11: 1-10). Nadat hij in de tempel wat om zich heen heeft gekeken, keert hij weer terug naar Bethanië. Als reden wordt opgegeven dat het al laat is (Marcus 11: 11). Het is echter onwaarschijnlijk dat deze triomftocht uitgaat als een nachtkaars. De latere evangelist Mattheüs vindt het einde bij Marcus kennelijk ook onlogisch of onbevredigend en laat de triomftocht overgaan in een spetterende finale, namelijk de tempelreiniging waarbij Jezus allerlei handelaren de tempel uit jaagt (Mattheüs 21: 12). Deze tempelreiniging komt bij Marcus ook voor maar dan pas de dag nà de feestelijke intocht (Marcus 11: 15). Het is dus een raadsel wat er nu precies gevierd wordt bij die feestelijke intocht. Waarom juicht die menigte Jezus toe? Waarvoor? Wat was de werkelijke finale van deze triomftocht?

3

In de nacht, op weg naar de hof van Getsemane, vertelt Jezus aan zijn leerlingen dat hij die nacht gearresteerd zal worden en dit is precies wat er ook gebeurt. Een dergelijke voorspelling kan een fictionele toevoeging zijn, maar we hebben een goede reden om aan te nemen dat het hier om iets feitelijks gaat. Waarom? In de hof van Getsemane gekomen, wordt Jezus angstig, hij smeekt zijn vader dat deze de beker (vermoedelijk is de beker een metafoor voor beproeving) aan hem voorbij laat gaan, hij verwijt zijn leerlingen dat ze in slaap zijn gevallen, kortom: hij doet niet tussen de bedrijven door een of andere voorspelling, maar zijn gedrag komt overeen met het gedrag van iemand die er zeker van is dat hij elk moment kan worden gearresteerd. Als we de goddelijke verklaring – dat Jezus een vooruitziende blik heeft – wegstrepen, doet zich het raadsel voor hoe Jezus kon voorspellen dat hij die nacht zou worden gearresteerd. Let wel, iemand kan in algemene zin vermoeden dat men hem wil arresteren, maar dan is er sprake van een ongewisse voorspelling. De arrestatie kan dan bij wijze van spreken morgen plaatsvinden, overmorgen of over een week. Jezus voorspelt echter een arrestatie die zich binnen enkele uren zal afspelen, en ook nog op een ongebruikelijk moment, namelijk in de nacht.  

Hierbij doet zich nog een ander raadsel voor. Jezus had geen vast adres in Jeruzalem. Hij zwierf van plek naar plek. Stel dat een informant Jezus had ingelicht dat de dienaren van Kajafas Jezus die nacht nog wilden arresteren, dan zou dat een verklaring kunnen zijn voor Jezus’ voorspelling, maar hoe konden de dienaren van Kajafas Jezus vinden? In nachtelijk Jeruzalem op zoek gaan naar iemand zonder vast adres is een tamelijk hopeloze onderneming.

Dat Judas het paasmaal verlaat om, zoals het evangelie van Marcus suggereert, Jezus te verraden, geeft nog steeds geen oplossing voor het raadsel. Judas zou in principe Kajafas kunnen aanbieden om diens dienaren naar Jezus toe te brengen, maar het is allerminst zeker dat Kajafas nog diezelfde nacht zijn dienaren zou sturen. Waarom zou Kajafas niet kunnen wachten tot de dag erna? Wat heeft er zo’n haast? En, ook al zou Kajafas een onmiddellijke arrestatie bevelen, dan nog weet Judas niet waar Jezus is. Judas is immers tijdens het paasmaal in een herberg weggegaan, maar Jezus heeft de herberg kort na het vertrek van Judas verlaten. Er staat nergens in het evangelie van Marcus dat Jezus aan Judas vertelt dat hij, Jezus, naar de tuin van Getsemane zal gaan.

Kortom, hoe kon het dat Jezus zo zeker wist dat hij die nacht nog gearresteerd zou worden, en hoe kon het dat de mensen van Kajafas Jezus die nacht konden vinden?  

4

In de tuin van Getsemane, vlak voor zijn arrestatie staat er in het evangelie van Marcus (14: 35-36) de volgende tekst: “Nadat Hij [Jezus] een weinig verder was gegaan, wierp Hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan Hem mocht voorbijgaan. “Abba, Vader,” zo bad Hij, “voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik maar wat Gij wilt.” [2]

In de traditionele geloofsboodschap wordt de indruk gewekt dat Jezus met het uitdrukkelijke doel om gekruisigd te worden naar deze aarde is gekomen, omdat God met het offeren van Zijn zoon de mensheid wilde verlossen van de erfzonde. In de hier boven aangehaalde passage echter, vraagt Jezus aan God om de beker, metafoor voor arrestatie en kruisiging, aan hem voorbij te laten gaan. Kortom, de kruisiging is kennelijk een dreiging maar geen zekere gebeurtenis, en het lijkt erop dat Jezus meent dat het een reële optie is dat God de kruisiging aan hem voorbij laat gaan. Hoe valt deze tegenspraak te verklaren?

5

Een van de interessantste raadsels betreft de onderstaande tekst uit het evangelie van Mattheüs (27: 49).[3]

Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem uit: “Eli, Eli, lema sabaktani?” dat wil zeggen: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”  Enkelen van de omstanders die het hoorden, zeiden: “Hij roept om Elia!”  Onmiddellijk daarop ging een van hen een spons halen, stak ze op een rietstok en bood Hem te drinken.  Maar de anderen zeiden: “Laat dat! Wij willen eens zien of Elia Hem komt redden.” Jezus slaakte andermaal een luide kreet en gaf de geest.

Kennelijk denkt een aantal omstanders dat Jezus om de profeet Elia roept in de kennelijke hoop dat de profeet Elia hem van het kruis af zal halen. Vervolgens gaat een van de omstanders een spons halen, gedrenkt in zure wijn, om die Jezus aan te bieden. Dan roepen de andere omstanders dat hij dat moet laten, kennelijk omdat ze willen zien of Elia Jezus komt redden. Nu zal ieder weldenkend mens zich afvragen wat het verband is tussen het aanbieden van een spons met zure wijn en een eventuele redding door Elia. Kan Jezus niet meer gered worden door Elia als hij van de zure wijn heeft gedronken? Beide gebeurtenissen lijken geen enkel verband met elkaar te hebben.

6

Algemeen wordt aangenomen dat het slot van het Marcus-evangelie (Marcus 16: 9-20) niet door Marcus zelf is geschreven.[4] Het is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk dat het voornaamste deel van het oudste evangelie, het deel waar over de verschijningen van Jezus na zijn kruisdood wordt gesproken (de kern van het geloof in de opstanding uit de dood dus), niet van de auteur, Marcus, zelf zijn. Verder is het zo dat in het deel voorafgaand aan dit slot (Marcus 16: 7) staat dat Jezus in Galilea zal verschijnen, maar in het resterende deel  (Marcus 16: 9-20) wordt er niet over een verschijning in Galilea gerept. Het is dus heel aannemelijk dat het oorspronkelijke slot is geschrapt, en (eventueel een tijd later) is vervangen door een ander slot. De grote vraag is natuurlijk: waarom?

7

In het evangelie van Mattheüs (27: 65-66) lezen we dat Pilatus soldaten bij het graf van Jezus de wacht laat houden. Soldaten die bij een graf de wacht houden, is buiten gewoon ongebruikelijk en zeer opmerkelijk. In het oudere evangelie van Marcus treffen de vrouwen die na de Sabbat bij Jezus’ graf komen, geen soldaten bij het graf aan. In het evangelie van Lucas worden deze wachters ook niet genoemd. Waarom spreken de drie evangelies elkaar op dit punt tegen?

8

Als de vrouwen in het evangelie van Mattheüs bij het graf komen, vindt er een aardbeving plaats en een engel daalt uit de hemel neer, rolt de grafsteen weg en gaat daarop zitten. Deze twee buitengewoon opmerkelijke gebeurtenissen komen in het oudere evangelie van Marcus helemaal niet voor. Hoe kan dat als beide evangelies een en dezelfde gebeurtenis (de komst van de vrouwen bij het graf) beschrijven?

9

In het evangelie van Lucas zien Jezus’ discipelen Jezus na de kruisiging voor het eerst weer in Jeruzalem (de stad waar hij begraven is), maar in het evangelie van Mattheüs zien de discipelen Jezus na de kruisiging voor het eerst op een berg in Galilea. Vanwaar deze tegenspraak?

10

Bij de laatste evangelist, Johannes, is er een soldaat die de aan het kruis gestorven Jezus doorboort met zijn lans. De andere drie evangelisten schrijven dat Jezus na het uiten van zijn laatste woorden de geest geeft, oftewel stierf. Vervolgens haalt Jozef van Arimathea Jezus’ lichaam van het kruis en legt dit in een rotsgraf. Stel nu dat Johannes waarheidsgetrouw is als hij schrijft dat een soldaat Jezus aan het kruis doorboort met een lans, is het dan niet buitengewoon opmerkelijk dat de eerste drie evangelisten dit voorval niet vermelden terwijl het toch een buitengewoon dramatische en heftige gebeurtenis is. Hoe valt het te verklaren dat de eerste drie evangelisten hier niets over schrijven?

 

Methode van reconstructie

Hoe kunnen we nu op wetenschappelijke wijze het verborgen ware verhaal achter de opstandingsverhalen reconstrueren? Daar bestaat geen stapsgewijze methode voor. Het enige wat we kunnen proberen is onze creativiteit aanwenden om een hypothese op te stellen over het ware verhaal, waarbij we ons aan de onderstaande punten moeten houden.

  • de verhaalelementen van de vier opstandingsverhalen die wetenschappelijk en historisch gezien onwaarschijnlijk zijn en ook nog de geloofsboodschap ondersteunen, moeten we tussen haakjes zetten. Ze zijn niet per se onwaar, maar ze zijn wel verdacht en er moet worden bekeken of er een hypothese over het ware verhaal kan worden opgesteld zonder deze elementen.
  • de verhaalelementen die in de vier evangelies niet voorkomen (de verborgen verhaalelementen) maar in het hypothetische ware verhaal wel, mogen wetenschappelijk gezien niet onwaarschijnlijk zijn.
  • het hypothetische ware verhaal moet innerlijk consistent en logisch zijn.
  • het hypothetische ware verhaal moet ons in staat stellen alle raadsels van de vier opstandingsverhalen op te lossen.
 

In mijn roman De Laatste Christen heb ik het verborgen ware verhaal achter de opstandingsverhalen uit de evangelies gereconstrueerd in romanvorm. Het zou veel leesplezier bederven als ik dit verborgen ware verhaal hieronder zou neerzetten. Wie mijn roman gelezen heeft, kan zelf op eenvoudige wijze de hierboven opgesomde 10 raadsels van de vier evangelies oplossen namelijk:

1

Hoe kan het dat mensen dachten dat Jezus uit de dood was opgestaan?

2

Hoe kan het raadsel van palmzondag worden opgehelderd?

3

Hoe laat zich verklaren dat Jezus na het paasmaal op weg naar de hof van Getsemane vermoedt dat hij die nacht gearresteerd zal worden?

4

Hoe laat zich de uitspraak van Jezus (laat de beker aan mij voorbijgaan) in de tuin van Getsemane zich verklaren?

5

Hoe laat de raadselachtige sponsscène zich ophelderen?

6

Waarom is het oorspronkelijke slot van het Marcus-evangelie geschrapt en vervangen door een andere tekst?

7

Waarom vermeldt Mattheüs dat Pilatus’ soldaten bij het graf van Jezus de wacht laat houden terwijl de andere evangelisten dit niet vermelden?

8

Waarom vermeldt Mattheüs dat er een engel bij het graf van Jezus uit de hemel neerdaalt en doet Marcus dat niet?

9

In het evangelie van Lucas zien Jezus’ discipelen Jezus na de kruisiging voor het eerst weer in Jeruzalem (de stad waar hij begraven is), maar in het evangelie van Mattheüs zien de discipelen Jezus na de kruisiging voor het eerst op een berg in Galilea. Vanwaar deze tegenspraak?

10

Bij de laatste evangelist, Johannes, is er een soldaat die de aan het kruis gestorven Jezus doorboort met zijn lans. Een heftige en dramatische gebeurtenis. Hoe valt het te verklaren dat de eerste drie evangelisten hier niets over schrijven?

[1] Theologen zijn later nog verder gegaan op deze weg door te veronderstellen dat Jezus zich expres liet kruisigen omdat hij met zijn zelfoffer de mensheid wilde verlossen van zijn zonden.

[2] Willebrordvertaling 1975. Katholieke Bijbelstichting.

[3] Willebrordvertaling 1975. Katholieke Bijbelstichting.

[4] Zie bijvoorbeeld de voetnoot in de Bijbelvertaling van de Katholieke Bijbelstichting (1981) waarin dit wordt erkend